In mijn vorige blog over verhalen en verandering had ik het over onze haat-liefde verhouding met veranderen. We houden ervan, maar alleen op momenten dat het ons uitkomt. Als de dingen niet of anders gaan dan vooraf bedacht, gaan we mopperen. Die haat-liefdeverhouding met veranderen heeft met nog iets anders te maken: we zijn lui. Daarom nemen we het liefst de meest minimale, en vaak ook de meest conservatieve actie. Iets dat we al eens eerder hebben gedaan en waarvan we precies weten wat het ons gaat opleveren. Een lichte inspanning die precies voldoende is om dat te bereiken wat we willen bereiken. Op de meest voorspelbare manier, zodat we allerlei vormen van risico en verrassing uitsluiten en we precies zullen krijgen wat we vooraf hadden verwacht.

Gewoontes maken ons energiezuinig, ze beschermen ons tegen het nodeloos in gevaar brengen van onszelf, ze helpen ons te overleven. En ook voor onze omgeving is het prettig wanneer we enigszins voorspelbaar gedrag vertonen. In 99% van de tijd werkt het. En dat wat werkt onthouden we, en als we het een ander hebben zien doen, gaan we het doorvertellen. Al die effectieve gedragingen gaan we vervolgens kopiëren en eindeloos herhalen. Ongemerkt veranderen ze in patronen, routines, gewoontes.

In ons dagelijks leven hebben we ons omringd met allerlei vormen van “gewoonte” en zo onze persoonlijke comfort zone gecreëerd. Gewoontes zijn patronen, patronen zijn veilig. Geen gekke dingen doen, maar gewoon doen wat je altijd hebt gedaan. Gewoontes werken. Ze zijn sterk en hardnekkig, of ze nu goed zijn of slecht. Ze zorgen ervoor dat we regelmatig eten (op min of meer vaste tijdstippen, en vaak hetzelfde – of juist niet). Dat we voldoende slapen en ons onder de douche altijd in precies dezelfde volgorde wassen, net als bij het tanden poetsen. Gewoontes zorgen voor de wekelijkse boodschappen (het vaste lijstje dat zo goed in het hoofd zit dat je de boodschappen in de kortst mogelijke looproute bij elkaar raapt). Gewoonte brengt ons elke dag naar ons werk, vrijwel altijd langs exact dezelfde weg. We kennen elk stoplicht, elke oprit en elk tankstation.

Ook op het werk zit het vol met gewoontes. Vergaderingen, meetings, besprekingen en bila-tjes. Het eindeloos bestuderen en becommentariëren van week- maand- en kwartaalrapportages, -planningen en prioriteitenlijstjes. CRM-systemen, ERP-systemen en POP-cycli ondersteunen ons bij het in stand houden van onze gewoontes. Altijd in het begin een projectnummer laten aanmaken, elke week je uren invullen en elke maand aan de hand van de projectkaartjes proeffacturen uitdraaien, het komt allemaal voort uit diezelfde hang naar goed verifieerbare en reproduceerbare routine. Al die gewoontes, procedures en routines vormen samen de organisatorische werkelijkheid. Een wereld die ervoor zorgt dat alles verloopt als gewenst, en dat alles met de hoogst mogelijke aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zo blijft verlopen. Het is bijna een wonder dat je tussen al die organisatorische gewoontes door nog toekomt aan het echte werk. Voor veel medewerkers is het eindeloze reproduceren inmiddels dagelijks werk is geworden.

Mensen en organisaties zijn gewoontedieren omdat het loont: als je eenmaal weet wat het beste voor je werkt, mag je verwachten dat je in de meeste gevallen ook precies krijgt waar je op uit bent. Eigenlijk is er maar één ding mis met al onze gewoontes: ze zijn oersaai. Ze sussen ons zo in slaap dat we nog nauwelijks oog hebben voor onverwachte – buitengewone – mogelijkheden en kansen.

Dit artikel is een fragment uit Change the Script. Het  verscheen eerder op de site van Bex*communicatie.